Bikse joarûh (1966-1973)

In Hilvarenbeek geboren op Eerste Pinksterdag 29 mei 1966, kreeg ik wellicht de levenstaak mee om te verbinden in de Geest, niet zozeer christelijk oecumenisch (al is het ook dát), maar zeker ook interreligieus oecumenisch. Maar mijn jeugd was niet gemakkelijk. Een emotioneel en geestelijk instabiele moeder en een vader die bijna altijd afwezig was en niet wist hoe met de gevoelens en de ziekte van mijn moeder om te gaan. Haar liefde was heel claimend en dwangmatig, ook omdat ze dat zo vroeger in haar opvoeding heeft geleerd en haar kinderen waren, zoals bij menig moeder, haar alles. Zowel voor haar als mij, was het een groot trauma toen ze werd afgevoerd per ambulance naar een psychiatrische inrichting. Voor mijn ogen zag ik hoe mijn moeder hardhandig uit ons huis werd verwijderd, zonder ooit de kans te krijgen terug te keren. Haar werd het moeder- en voogdijschap rechterlijk ontnomen, mede doordat mijn oma en de burgemeester, naast mijn vader, daarvoor tekenden. Hier ligt ook een basis, naast de erfelijke factor en de eigen verantwoordelijkheid in een sturend denken en overtuigd zijn, voor mijn latere achterdochtgevoeligheid. Ik kwam met mijn vader en drie jaar jongere zus bij mijn opa en oma te wonen. Mijn opa was een opgewekte noot die wel van een grapje hield, maar mijn oma was wel streng en gaf niet al te veel ruimte als kind vrij te spelen. Vaak was er wel een uitweg naar de hof met de moestuin en kersenboom, waar ik met mijn trapauto heerlijk doorheen kon crossen. Het was zeker een tijd die me voedde, de natuur van de moestuin, een buurman met een fruitboomgaard en aansprekende, en het heilige in je hart rakende, afbeeldingen van Jezus en Maria. Een basis voor het grotere kosmische leven in het leven met natuur, geloof en een dieper weten werd daar gelegd.

 

Gôôlse joarûh (1973-1989)

Toen mijn vader hertrouwde, kreeg ik er een pleegmoeder en pleegzus, van ongeveer dezelfde leeftijd, bij. In praktische zin kwam ik niets te kort. Het huishouden, de schoolgang, de vaste structuur van eten en vereniging en dergelijke, liep allemaal gesmeerd. Maar mijn pleegmoeder miste naar mijn biologische zus en mij de affectie. Een liefdevolle aanraking was er zowel van haar, als een rationeel persoon, als van mijn vaak afwezige vader niet bij. Ik was niet de macho jongen die hij graag zag (zoals goed in voetbal en ik had ook geen motorische handigheid) en terwijl mijn moeder mijn pleegzus meer voortrok deed mijn vader dat met zijn dochter, mijn biologische zus. Ik viel een beetje tussen wal en schip. Ook werd ik bang gemaakt met een erfelijke neurologische en psychiatrische ziekte, die mijn moeder zou hebben: de ziekte van Huntington. Als een zwaard van Damocles, zo werd door mijn pleegmoeder beweerd, hing dat boven het hoofd van mijn zus en mij, al twijfelde ik al jong: Klopt dit helemaal? Toen mijn pleegmoeder op mijn achttiende scheidde van mijn vader kwam ik bij de biologische vader van mijn pleegzus en haar pleegmoeder terecht, elders in Gôôl, ofwel Goirle. Ik koos er niet voor om met mijn vader naar de Bijlmer te gaan en er was sprake van dat ik naar een internaat zou gaan, maar gelukkig kon ik in een setting terecht, die meer familiewarmte had. Het was echt een verademing, want ik had nu een pleegmoeder die me zag voor wat ik was en doorzag dat ik in de vorige familiesetting niet gewaardeerd was voor wie ik was. Toch was het, ook al kwam ik er later met regelmaat terug, in het samenleven geen duurzame band. Het gekwetste kind en de gekwetste puber leefde ook als adolescent nog in mij, had geen natuurlijke groei en opvoeding meegemaakt. Het wist bijvoorbeeld niet hoe, en had daartoe ook niet de moed, hoe met de liefde om te gaan. In een chronische verliefdheid en  later de aandacht niet helemaal op de Lerarenopleiding in Tilburg kunnen storten liep mijn leven en ook verblijf daar vast.

 

Unne Tilbo (1989-2000)

Na mijn Goirlese jaren kwam ik in Tilburg op kamertraining en via onder andere Hans en Miranda, maakte ook kennis met de Tilburgse new wave scene rondom de alternatieve uitgaansgelegenheid Swinge bij Dinge, een variatie op het Amsterdamse Dansen bij Jansen, maar dan meer aan de dark wave kant. Mijn kamertraining eindigde met een impulsieve reactie op het autoritaire gedrag van een begeleidster. Ik moest haar wil opvolgen en deed dat niet zonder dat ik daarop op mijn manier mocht reageren. Toen dat pratend niet kon heb ik een bak afwaswater over haar heen gegooid. Dat betekende: Exit Alex. Heb toen nog een tijdje bij Hans en bij mijn moeder, beiden in Tilburg, gewoond. Ik studeerde inmiddels Jeugdwelzijnswerk in Eindhoven en kwam later daar op kamers te wonen, inclusief het Eindhovense studentenleven, zoals alternatieve dansgelegenheden als Altstadt en de Bakkerij op Stratumseind. Ook begonnen in deze jaren de prikkelingen in mijn hoofd, waar ik nooit een duidelijk antwoord op heb gekregen. Toen ik na twee jaar Jeugdwelzijnswerk, het studieschema, met de concentratiemoeilijkheden vanwege de prikkelingen, te zwaar voor me was en ik wel in de praktijk wilde, ben ik de antroposofische heilpedagogie ingegaan bij de jongvolwassenen van de Michaëlshoeve in Brummen. Eerst woonde ik daar op het terrein en later in Zutphen. Ik liep daar op het werk vast. Vanwege prikkelingen en daarmee samenhangende introversie en gebrek aan alertheid, functioneerde ik niet voltallig, al had ik wel een goed contact met sommige collega’s. Ik was nog niet ver genoeg en ook erg zwaar op de hand, al besefte ik dat helemaal niet. Ik had wel melancholische zwaarte, maar keek daar met een sanguinische lichtheid tegenaan. Ik dacht ook helemaal niet aan zelfmoord, maar mijn ogen werden geopend door de woorden van een ander in het team, nadat ik een brief had geschreven. Één teamlid had iets in de trant van zichzelf opknopen gezegd. In dat stadium was ik helemaal niet beland, maar blijkbaar confronteerde ik anderen met een erg duistere en zware kant van mezelf. Ik voelde me dan ook niet goed begrepen, maar begreep dat ik beter terug in Tilburg kon wonen. De prikkelingen in mijn hoofd bleven en de antroposofische huisarts, typeerde het typisch vanuit zijn jargon als ‘teveel stofwisseling in het hoofd’. Ik was in die tijd ook steeds hals-over-kop verliefd, maar wist niet hoe daar mee om te gaan, ook al heb ik een kleine twee jaar in de Eindhovense en Zutphense periode een vriendin gehad. Deze reeks verliefdheden eindigde met drie exotische liefdes, op het eind van mijn studie Ontwikkelingsvraagstukken in Tilburg en de twee jaar daarna. In Marokko, waar ik op studiereis, snuffelstage en een tocht door de Hoge Atlas werd, was ik nog niet verliefd geworden, maar toen ik na Tamil Nadu vanuit Madurai verkennen, in Chennai was werd ik op die grote stage verliefd op Sudha. Terug van mijn stage werd ik door de sociale dienst gedwongen te werken en mijn eerste langere periode werd IMS om laptops te assembeleren in Tilburg waar ik verliefd werd op de Turkse Candan* en later toen ik PC’s voor Acer assembleerde werd ik verliefd op Zeynep*. Dit waren onmogelijke liefdes en beide leidden totdat ik ontslag nam, ook in een context van sociale controle en roddel. Dat een geliefd persoon van me werd afgenomen, net zoals toen mijn moeder per ambulance werd afgevoerd, dat herbeleefde ik en het triggerde mijn achterdocht opnieuw. Een oude wond werd opengereten, en wat mijn zielenrust wegvrat en mijn achterdocht met name triggerde was dat persoonlijke post door de Turkse onderbuurman onderschept wordt. Dit gaf me een gevoel dat ik uit Tilburg weg wilde. Dat leek me zowel beter voor mij als voor Zeynep.

 

Geen Hagenaar en geen Hagenees (2000-2015)

Ik kende Den Haag al van de Pasar Malam (later Tong Tong Fair), Milan (een hindoestaans festival) en Wereldreis Door Eigen Stad en voelde binding met de multiculturele buurten, met name de oudere zoals Regentesse- en Zeeheldenkwartier, en de ligging aan zee, met de branding, duinen, het strand, de boulevards en strandtenten en dergelijke. Het was ook niet moeilijk om daar toen een huurwoning te krijgen en ook dacht ik dat ik daar gemakkelijker aan betaald werk te komen en ook dat bleek te kloppen. Ik ging werken, twee keer als zwangerschapsverlof, eerst als huursubsidiemedewerker en later als secretariaatsmedewerker van de Facilitaire Dienst van Ziekenhuis Leyenburg. Maar ik had mijn achterdocht niet in Tilburg achtergelaten en voelde me nog steeds gevolgd door een deel van de Turkse moslimgemeenschap, die naar mijn gevoel heulden met sommige andere medewerkers, waar ik niet wist wie wel en niet te vertrouwen. Ik werd geadviseerd naar de ggz gedaan en kreeg al gauw het stempel schizofrenie. Het was veel eerder gegeneraliseerde angst en de basis die het triggerde, dat een deel van de Turkse gemeenschap moeite had met mijn liefde en mijn persoon, werd niet geloofd en serieus genomen. Ik geef toe dat de onrust in mijn ziel psychotisch, of op z’n minst neurotisch, aandeed. Een psychiater opperde, maar dat leek hem te zwaar gegrepen, dat ik wellicht last had van posttraumatische stressstoornis. Wat hij waarschijnlijk niet zo besefte was dat hij wel eens gelijk had in de zin, dat een kindertrauma door de situatie rondom verliefdheid op de Turkse vrouw opnieuw was opengereten. Weer werd een persoon die ik innig lief had van me afgenomen. Deels bewerkstelligde dit, en dit is wellicht op zich goed, het me niet meer lukte verliefd te worden en dat ik op een nieuwe manier moest zoeken naar de liefde, waar ik ook wel een angst voor ontwikkeld heb, om verliefd te worden. In mijn Haagse jaren, zonder een echte Hagenaar (kakautochtoon) of Hagenees (volksautochtoon) te zijn, ben ik steeds onder begeleiding geweest van de ggz aldaar, Parnassia, en heb ik ook een uitstapje gemaakt, voordat ik voor vier jaar naar Den Haag terugkeerde, wonen en werken op een zorgboerderij in Wageningen en beschermd wonen in Rosmalen. In de laatste plaats heb ik ook de transformatie van naar hoe ik het voor me zag op een andere mindere emotionele, maar een meer spirituele manier om te gaan met mijn vrijheid en liefde om te gaan in een boek weer: Je Zelf als Universele Moeder. Ik leerde meer vertrouwen op mijn Zelf, dat op een andere manier met het zelf of ego om kon gaan. Die omslag kwam naast door het boek ook door een ayahuascaweekend bij Proceswerk, waarin ik de liefde met Zeynep heb leren meer en meer los te laten. Mijn valkuil is dat ik mijn achterdocht of angst voor afwijzing getriggerd kan worden, ofwel het gekwetste kind in mij met me aan de haal kan gaan, maar meer en meer besefte ik ook dat er een Supermama is, die sommigen bijvoorbeeld Moeder Natuur, Pacha Mama of de Universele Moeder of Amma noemen. Een andere valkuil is dat ik me meer met mijn beperking identificeer als mijn spontane en creatieve Zelf, mijn aangeboren intelligentie en ruimhartigheid. Voor de zekerheid heb ik in mijn Haagse periode me nog genetisch laten testen op de ziekte van Huntington. Zoals verwacht was die negatief en ik vermoed daarmee ook bij mijn moeder en in de rest van de familie. Een andere valkuil zijn mijn drie verslavingsneigingen: porno kijken, teveel snacken en bier drinken. Ik gebruik ze als een soort troost als ik veel prikkelingen heb, me afgewezen of schuldig voel of anders niet lekker in mijn vel zit.

 

Van Mug tot Hanzestedeling (2015-heden)

Na mijn Haagse periode ging ik weer antroposofisch beschermd wonen, nu in Haarlem en dat betekende dat ik een Mug werd, omdat je als inwoner van deze historische stad nu eenmaal zo heet. Het was een stad, minder hectisch dan Den Haag, waar ik me wel thuis voelde, maar na vier jaar trok toch ook de antroposofische zorgboerderij me weer: te weten De Wederkerigheid in Driebergen. De geborgenheid van de plek en de antroposofie, als op het landgoed en met de dieren sprak me erg aan. Ik was als Mug bij Queeste in Alkmaar al als autistisch gediagnosticeerd en het contact maken met dieren en werkend met anderen was een aangename manier van social mingling up. Echter het samen wonen in huis was in Driebergen wel overprikkelend en ik koos weer voor zelfstandig in een huurwoning wonen in Zutphen, waar ik ook een goede vriendin heb wonen, een eigen volkstuin en waar ik ook mijn boek, dat ooit ontstond in Tilburg, toen niet uitgegeven werd en inderdaad verbeterd kon worden tot wat het nu is, een dieper begrijpen van de wereld: de mens in de kosmos. Waar dit herstelverhaal een explicietere biografie is, is Mens en Dimensies (dat gepland staat om in september 2024 uitgegeven te worden) een meer impliciete biografie, een duiding van wie ik in de kosmos ben, vanuit psychologisch, filosofisch, fenomenologisch en spiritueel oogpunt, terwijl het met hypothesen voor de wetenschap komt. In Zutphen en in mijn boek hen ik mijn bestemming gevonden als die ene mens die de diepte van zijn en de dimensies begrijpt. Valkuilen blijven op de loer liggen, maar ik begrijp ook beter wie ik in de wereld ben. Ik weet dat ‘ik te open sta’, je kunt dat psychotisch, achterdocht of autisme noemen. Maar ik weet dat dat ook een interreligieuze, interdisciplinaire en spirituele kijk op het leven geeft, een open geest, waarvoor ik in mijn boek woorden heb gevonden, mezelf in algemene termen heb geduid. Ik geloof nog wel steeds dat er aan mijn moeders kant van de familie voorbeelden zijn van een erfelijke factor met psychiatrische, cognitieve en migraineachtige symptomen en een klinisch geneticus van het (toen nog) AMC, zei dat dat ook waarschijnlijk is in meerdere facetten, maar dat nog niet alles gediagnosticeerd kan worden, dat de wetenschap (nog) niet alles kan duiden. Volgens het Radboud en het LUMC is er geen reden te denken aan Cadasil waaraan ik als eventuele mogelijkheid wel dacht. Maar dat heb ik nu losgelaten en ik ben gewoon Alex met zijn psychische en neurologische klachten en het is al heel wat dat achterdocht me niet meer in hevige mate triggert. Ik heb mijn pad gevonden. Zowel in dagbesteding, spiritueel en psychologisch. Ik blijf mijn autistische en psychische kwetsbaarheid houden, maar kan er beter mee omgaan dan ooit tevoren. Ik heb geleerd er mijn leven naar in te richten, zoals me genoeg afzonderen als ik veel overprikkeling of veel prikkelingen in het hoofd ervaar en me niet teveel eisen op een dag of in de week te doen (inclusief indien mogelijk genoeg tuinuren om te aarden), zodat ik het met mijn draagkracht kan behappen.

* Deze namen zijn gefingeerd